1. |
Stad aan de wadden
03:10
|
|||
STAD AAN DE WADDEN
S. Vestdijk
Drie eilanden staan aan de horizon,
Als 't niet zeer nevelt. Jongens komen kijken,
Wanneer de postboot keert, die langs de dijk een
Rookpluim doet strijken, licht-bruin voor de zon.
De winter duurt hier lang; het spaarzaam groen
Bevat een stillen winter in zijn takken.
En in de binnentuintjes, kalme vlakken,
Zou zelfs geen moordenaar een moord gaan doen.
Het drievuldig plaveisel, gele klinkers,
Gekleurde keien, blauwe, bolle stenen:
Zij dragen jaren reeds dezelfde benen,
Want 's avonds, in hun pas van stille drinkers,
Slenteren mannen rokend naar het dok -
De haven langs - en weer terug naar 't dok.
uit: Kind van stad en land (1936)
http://www.svestdijk.nl/poezie/stad-aan-de-wadden.html
|
||||
2. |
Terugblik
03:28
|
|||
Terugblik
Nu ’k met haar voortleef, hunkerend naar zoen
En streeling, is zij wel mijn liefst bezit;
Maar ’k zou, nu ik niets beters weet dan dit,
Die eerste koelheid over willen doen,
Die morgenkoelte, die het moe verdriet
Nog niet als schaduw onder ’t zonlicht draagt,
Dien schemertijd, als men zich huiv’rend vraagt:
Is ’t nu al liefde? – Neen, nog niet...nog niet...
http://www.svestdijk.nl/poezie/terugblik-is-het-nu-al-liefde.html
|
||||
3. |
Zeekoorts
01:41
|
|||
J. Slauerhoff vertaalde Seafever van John Masefield
Zeekoorts
Ik moet weer op zee gaan, een goed schip en in 't verschiet
Een ster om op aan te sturen, anders verlang ik niet.
Het rukken van 't wiel, 't gekraak van het hout, het zeil ertegen,
Als de dag aanbreekt over grauwe zee, door een mist van regen.
Want de roep van de rollende branding, brekende op de kust,
Dreunt diep in het land in mijn oren en laat mij nergens rust,
't Is stil hier, 'k verlang een stormdag, met witte jagende wolken
En hoogopspattend schuim en meeuwen om kronk'lende kolken.
Ik ben een gedoemde zwerver, waar moet ik anders heen?
Maar gelaten door de wind gaan, weg uit de stad van steen.
Geen vrouw, geen haard verwacht mij. Ik blijf ook liever zonder.
'k Heb genoeg aan een pijp op wacht en een glas in 't vooronder.
http://www.svestdijk.nl/drie-eilanden/zeekoorts-slauerhoff.html
|
||||
4. |
Negende zang
03:29
|
|||
Negende zang - S. Vestdijk
Veel lied’ren zijn gezongen. Doch het eene,
Het ernst’ge, dat de ziel het diepste raakt,
Ligt nog te wachten, door ’t azuur beschenen,
Tot het door hooger licht wordt afgemaakt.
Ik had gewild wat ik met zooveel woorden
Zeg inniger te zeggen; maar ik vond
Het éene woord niet, of verstoorde
Zijn nagalm met al te zanglust’ge mond...
Veel leent zich niet tot luidheid, slechts tot preev'ling:
't Eenzelvig peinzen, de vergank'lijkheid,
't Vergeefsche van de gouden morgennevel
Die aanbreekt en nooit openbreekt, - die tijd
Van inkeer, als men hunk'rend zich te keeren
Ver van de eigen engheid, 't uur verzuimt
en leeg van beker staat bij 't jubileren,
Hoezeer het zonlicht schuimt en overschuimt...
Zoo lagen wij wel, zangers, in de bergen,
S. Vestdijk - Verzamelde gedichten, deel III, editie Martin Hartkamp, p. 226.
|
||||
5. |
De twee beken
02:56
|
|||
De twee beken
(Leuvenum)
Zij gingen steeds éen weg, men zag hen samen,
Stroomden hier dichtbij, dáar weer verder af,
Weiden en hoeven omlijstend,– tot zij kwamen
In dichter woud, waar elk hetzelfde gaf,
Maar niet gelijk ontving. De eerste liep
Langs hoogbestruikten boschrand over steenen,
Den blauwen hemel tot spiegel. Schichtig verdwenen
Was de ander, donkerder omloofd en diep.
Zij kronk’len, murm’len, roepen geheimzinnig,
verraden elkander aan dwarsche dieren,
Bladeren helpen, vogels vlerken vinnig,
Of is ’t een wolk, die hun de binding brengt,–
Het woud buigt hen weer samen: als rivieren
Worden zij schuimend in den val vermengd.
http://www.svestdijk.nl/poezie/de-twee-beken.html
|
||||
6. |
April
03:08
|
|||
April
S. Vestdijk
De eerste knoppen zijn al voorbereid:
Zij zwellen zoals ook de meisjes zwellen
Van weelde na die lange wintertijd
Dat ’t hart zich nog niet open wilde stellen
Straks zal hen wel een jonkman vergezellen;
En ’t groeit heel snel, om ’t even of men vrijt
Of dat men niet vrijt, – niets is te voorspellen,
Geen knop die ooit zijn zondeval belijdt!
Liefde doet wat zij wil: de smalle dijken,
De wegen en het eenzaam heidepad,
Zij staan vol knop tegen de avondval.
En zelfs de stad – die men vaak onderschat –
Zoemt van het vrijend volk, dat neer gaat strijken
En zwelt en breekt dat het hen heugen zal!
|
||||
7. |
Berchtesgaden
02:01
|
|||
Berchtesgaden
De rand is witberijmd, en donk’re kloven
Glippen langs schichten, die het glas verzilveren;
Zij dalen door kristalblokken, waarboven
De steilste, gemzigste jachtvelden schilferen!
In deze schaal plantte de heer het kruid
Der naakte bloemen, die, – vreemd ind e dalen
Van ’t Noorden met hun groenige sandalen, –
Ontkweekt zijn aan een diep-aangrenzend Zuid.
En als de wachters bij die paradijzen
Stelde hij tusschen ’t groen de huisjes aan,
Die nederig en onderworpen, grijs en
Knechtelijk in het kunstig bergdal staan.
http://www.svestdijk.nl/poezie/berchtesgaden.html
|
||||
8. |
Vleermuis
02:05
|
|||
Vleermuis
S. Vestdijk
Ik ben heel zwart, ik ben de bange held
Van zoveel mugdoorgonsde schemeruren.
Maar overdag dan hang ik aan de schuren,
Lijkbleek, in al mijn lijkkleren gespeld.
Lang slaap ik zo, tegen de kilste muren,
de kop omlaag, de tenen kromgekneld;
Door alles, zelfs door het bazuingeweld
Van 't laatste oordeel zal mijn slaap heenduren.
Toch, 's avonds weer, met klapperde huid,
dans ik de kringen van een duivelbanner,
ik dans de polka en de wals van Lanner,
Inktvlekken dans ik, heel een schoolschrift uit,-
En alles onder 't treurige gepiep
Dat hij verstaat die kleumend naast mij sliep.
|
||||
9. |
Wimbachklamm
02:23
|
|||
Wimbachklamm
S. Vestdijk
Liet niet de stormwind burchten vallen
In dit verpletterend ravijn?
Hier ligt de Neckar, daar de Rijn,
Verbrijzeld rusten allen.
En schedels rollen tusschen steenen,
En steenen knikk’ren in ’t vizier
Van roest’ge helmen, die verdwenen
In ’t bruine bed der bergrivier.
Het is van ver nog afgesloten
Door twee gebleven torens, smal
En omneveld achter in ’t dal:
Het eenig stuk niet kleingestooten.
http://www.svestdijk.nl/poezie/wimbachklamm.html
|
||||
10. |
Zelfkant
02:23
|
|||
ZELFKANT
Ik houd het meest van de halfland'lijkheid:
Van vage weidewinden die met lijnen
Vol waschgoed spelen; van fabrieksterreinen
Waar tusschen arm'lijk gras de lorrie rijdt,
Bevracht met het geheim der dokspoorlijnen.
Want 'k weet, er is daar waar men 't leven slijt
En toch niet leeft, zwervend meer eenzaamheid
Te vinden dan in bergen of ravijnen.
De walm van stoomtram en van bleekerij
Of van de ovens waar men schelpen brandt
Is meer dan thijmgeur aanstichter van droomen,
En 't zwarte kalf in 't weitje aan de rand
Wordt door een onverhoopt gedicht bevrijd
En in één beeld met sintels opgenomen.
http://www.svestdijk.nl/poezie/zelfkant.html
|
3 eilanden Netherlands
Trio drie eilanden - chanson, ballads, skiffle, blues, jazz, Dutch poetry set to music.
Streaming and Download help
If you like 3 eilanden, you may also like:
Bandcamp Daily your guide to the world of Bandcamp